De Vietcong was een term die tijdens de Vietnamoorlog werd gebruikt om te verwijzen naar de Zuid-Vietnamese guerrillastrijders die vochten voor het Nationale Bevrijdingsfront (NLF). Deze politieke en militaire organisatie, geleid door de communistische partij van Noord-Vietnam, streefde naar de hereniging van Vietnam onder communistisch bewind. De term werd veelal gebruikt door de Zuid-Vietnamese regering en de Verenigde Staten.
Volgens Phan Nhật Nam, een voormalig Zuid-Vietnamees soldaat die vocht in Huế tijdens de Tet-offensief in 1968, pleegde de Vietcong tijdens deze gebeurtenis talloze wreedheden tegen burgers. Zijn buurt in Huế, gelegen aan Bãi đường Tố Hiến Thành nummer 3, was een van de plaatsen waar een bloedbad plaatsvond.
Op het terrein van de Gia Hội school, waar hij ooit studeerde, werden massagraven ontdekt. Zijn oom en een buurman, beiden burgers, werden door de Vietcong misleid en levend begraven. De kreten van de levend begraven mensen waren tot in zijn buurt te horen. Nam beweert dat de meeste slachtoffers burgers waren en dat hun moord zinloos was.
Hij veroordeelt het feit dat de huidige Vietnamese regering de waarheid over het bloedbad van Huế tijdens het Tet-offensief nog steeds ontkent. Hij stelt dat als hij de leiders van de communistische partij zou ontmoeten, hij hen rechtstreeks zou vragen: “Waarom konden jullie zo koelbloedig moorden?”. Hij verwerpt de bewering dat de slachtoffers eerst door Amerikaanse bommen werden gedood en vervolgens werden begraven, omdat de lichamen dan zwaar verminkt zouden zijn geweest.
Het Zuid-Vietnamese leger werd verrast door de Noord-Vietnamese aanval tijdens het Tet-offensief. Als de troepen op dezelfde posities waren gebleven als voor Tet, zou de Vietcong Huế niet zijn kunnen binnendringen.
Volgens Nam was het Tet-offensief, qua intensiteit, geen grote veldslag. Het had echter een enorme politieke impact, waardoor de VS gedwongen werden om met Noord-Vietnam te onderhandelen, wat leidde tot de Parijse vredesconferentie in 1968.
Militair gezien, stelt hij, werd de Vietcong tijdens het Tet-offensief verslagen. De strijdkrachten van het NLF leden zware verliezen en Noord-Vietnam moest zijn strategie volledig herzien. Na Tet kreeg het Zuid-Vietnamese leger betere wapens, terwijl Noord-Vietnam leerde dat het effectiever was om zich te concentreren op een paar strategische locaties in plaats van aanvallen uit te voeren op 40 steden tegelijk.
De aanval op de Amerikaanse ambassade in Saigon tijdens Tet, hoewel militair insignificant, had een grote politieke impact en dwong de VS tot onderhandelingen. Een tweede politiek gevolg was de erkenning van het NLF als de Voorlopige Revolutionaire Regering van Zuid-Vietnam, waardoor het op gelijke voet kwam te staan met Zuid-Vietnam aan de onderhandelingstafel.
Phan Nhật Nam beschouwt het bloedbad van Huế tijdens Tet niet alleen als een misdaad tegen Huế en Zuid-Vietnam, maar als een misdaad tegen het hele Vietnamese volk. Hij gelooft dat als de Vietnamese regering oprecht verzoening wil, ze deze misdaad moet erkennen en de slachtoffers eerherstel moet bieden.