Dhutanga (letterlijk ‘schudden van de last’) verwijst naar ascetische praktijken in het Boeddhisme die bedoeld zijn om gehechtheid en verlangen los te laten. Er zijn traditioneel twaalf (soms dertien) dhutanga praktijken: 1. Kleding gemaakt van vodden dragen. 2. Slechts drie gewaden bezitten. 3. Leven van aalmoezen. 4. Slechts één maaltijd per dag nuttigen, rond het middaguur. 5. Niet te veel eten. 6. Geen geld of bezittingen hebben. 7. In afzondering leven. 8. Op een begraafplaats verblijven. 9. Onder een boom leven. 10. In de open lucht leven. 11. Een zwervend bestaan leiden. 12. Zittend slapen, niet liggend.
Hoewel dhutanga op sommige punten lijkt op de extreme ascese van andere religieuze tradities, is het doel fundamenteel anders. Dhutanga dient als een waardevol hulpmiddel om bevrijding van gehechtheid te bereiken. Het beoefenen van dhutanga bevordert morele discipline (Sila), versterkt concentratie (Samadhi) en leidt tot wijsheid (Panna).
In de moderne tijd zijn er weinig beoefenaars die alle twaalf dhutanga’s naleven. Desalniettemin herinnert de toewijding van degenen die deze praktijken volgen ons aan een eenvoudig en sober leven, gekenmerkt door weinig verlangens en tevredenheid. Het doel is om in onze spirituele beoefening niet te veel verstrikt te raken in materiële zaken zoals eten, kleding, onderdak of zintuiglijke genoegens. Bevrijding, in de meest eenvoudige betekenis, is het loslaten van gehechtheid en het ervaren van vrijheid in het dagelijks leven.